Communiceren
Logisch mathematisch denken - Een regenboog vol wiskunde
Bouwsteen
Communicatie
a
De leerling
Door middel van instructie is de leerling zich bewust van herhalende patronen.
b
De leerling
Maakt een onderscheid tussen herhalende en groeiende patronen.
Maakt een onderscheid tussen ‘een patroon’ en een willekeurige verzameling van elementen of reeksen waarin geen patroon aanwezig is.
04.
c
De leerling
Gebruikt de juiste rekentaal om te praten over patronen op school, thuis, in de omgeving dit in betrekking tot objecten, kleuren, vormen en getallen.
Geïntegreerd taal- en rekeninhouden leren
Rekentaal
Patroon, kleur, rood, geel, blauw, groen, oranje, paars.
Opdrachten om de woordenschat rond kleuren vooraf te oefenen
Doeltaal: Duits
Rot, blau, gelb, lila, grün (additional colours can be added in over time)
Activiteit 1: herhalende patronen
De leerkracht introduceert het AB-patroon. Hij doet dit in de doeltaal. Voor Duits is dit bijvoorbeeld: rot-gelb-rot-gelb, …
Opdracht: kijk naar de foto van deze gekleurde schijfjes. Vertel wat je ziet.

Vragen:
Welke kleuren hebben de schijfjes?
Kan je een patroon zien?
Welk kleur zou na het gele schijfje komen?
Kan je dit patroon maken met andere kleuren?
Er kunnen andere kleuren toegevoegd worden en de woordenschat in de andere taal wordt uitgebreid: blau- lila, blau- lila, … of rot-grün-rot-grün, …
Laat de leerlingen hun eigen patronen maken. Je kan iedere leerling schijfjes in vier kleuren aanbieden en hen vragen om een gelijkaardig patroon te maken.
Activiteit 2: AB-patroon
Geef aan iedere leerling een set van 15 schijfjes, knopen, … De schijfjes en knopen bestaan uit vier verschillende kleuren. Vraag aan de leerlingen op de schijfjes in een willekeurige rij te leggen. Laat ze drie rijen maken van vijf schijfjes. Kan je hier al ergens een patroon in zien?

Vraag hierna aan de leerlingen of ze een AB-patroon kunnen maken in één van de rijen. Ze vragen aan een klasvriendje of deze ergens het AB-patroon kan ontdekken.
Mogelijke oplossing
Het te ontdekken patroon hier onder is: rot-blau-rot-blau- …

Als alternatief kunnen de leerlingen ook een eigen patroon kleuren in het Regenboog Patroonbord.
Activiteit 3: AAB-patroon
Je kan het bovenstaande AB-patroon uitbreiden naar een AAB-patroon. Toon aan de leerling goed de patrooneenheid ‘rood-rood-geel’ die zich herhaalt. Je kan hierbij dezelfde schijfjes hanteren die je gebruikte bij de eerste activiteit. Je kan de kleuren ook terug in de doeltaal benoemen: rot-rot-gelbe, rot-rot-gelbe, …

Vragen:
Wat is hetzelfde als bij het patroon in activiteit 1?
Wat is er verschillend met het patroon in activiteit 1?
Welk kleur zou er nu na het gele kleur komen?
Kan je dit patroon maken met andere kleuren?
Activiteit 4: groeiende patronen
Beschrijf de patronen die je in deze tekening ziet?

Vragen:
Wat blijft hetzelfde in dit patroon? Wat verandert er iedere keer in dit patroon?
Wat denk je dat er de volgende keer zal komen?
Welke bollen zouden er lijn 10 komen? Vertel waarom je dit denkt.
Laat de leerlingen zelf hun eigen patroon maken door de bollen te kleuren in het Regenboog Patroonbord.
Activiteit vijf: maak een regenboogpatroonlied
Geef aan iedere leerling een sjabloon van het regenbooglied en laat hen hun eigen patroonlied maken met de woorden in de nieuwe doeltaal die ze leerden.
Ze kunnen dit tekenen op het sjabloon of ze kunnen een audiobestand doorsturen naar de leerkracht.
Een regenboog vol wiskunde, mannelijke leerling
Een regenboog vol wiskunde, vrouwelijke leerling
Activiteit zes: patroonbingo
Het voorbeeld van de patroonbingokaart kan worden gebruikt om de nieuwe woordenschat, de kleuren in de nieuwe doeltaal, te herhalen.
Verwoord luidop in de nieuwe doeltaal en vraag ondertussen aan de leerling om het overeenkomstige schijfje op het rooster te leggen.

Neem alle schijfjes weg. Als leerkracht verwoord je vervolgens verschillende kleuren. Als het kleur, dat de leerkracht verwoordt, op het bingospel van de leerling staat, dan mag de leerling het schijfje om zijn bingospel leggen. De leerling die het eerst een AB-patroon kan vervolledigen wint.
Variatie
Geef aan elke leerling een blanco blad en vraag hen om een patroon te maken op het blad. Iedere leerling wisselt zijn blad met zijn buurman of – vrouw.

De leerkracht kan verder doen met het bingospel.
Je kan dit spel ook buiten spelen, teken een bingospel met krijt op de grond.
